Ruiter krijgt trap van een paard

leestijd 1 minuut

Een ruiter krijgt tijdens het zadelmak maken van een paard een trap tegen haar gezicht. De eigenaar van het paard had het paard naar een plaatselijke stal gebracht omdat het paard nog niet zadelmak was. De huurder van de stal heeft de ruiter ingeschakeld voor het zadelmak maken van het paard. Wie is aansprakelijk voor het letsel van de ruiter? Vandaag bespreken wij de uitspraak van de Rechtbank Gelderland 3 november 2021,
ECLI:NL:RBGEL:2021:5848.

 

Trap van een paard

Een ruiter krijgt tijdens het zadelmak maken van een paard een trap tegen haar gezicht. De eigenaar van het paard had het paard naar een plaatselijke stal gebracht omdat het paard nog niet zadelmak was. De huurder van de stal heeft de ruiter ingeschakeld voor het zadelmak maken van het paard.

Bedrijfsmatige gebruiker van een paard is aansprakelijk

De eigenaar van het paard is aansprakelijk voor de gedragingen van een paard.
In dit geval is de huurder van de stal bedrijfsmatige gebruiker van het paard en daardoor aansprakelijk voor de gedragingen van het paard, zoals een trap, een bok of een andere eigen gedraging van het paard.

Ruiter krijgt schadevergoeding

De ruiter krijgt een schadevergoeding voor de trap in het gezicht en de daardoor ontstane schade. De exacte schade is nog niet precies bekend. Zij krijgt in ieder geval de helft van haar schade vergoed.


Wil jij als jurist meer weten over de juridische achtergrond? Wij gaan daarom voor jou hieronder dieper in op de juridische materie.


Beroep op de klachtplicht (art. 6:98 BW)

We beginnen deze zaak met de klachtplicht (art. 6:89 BW). De klachtplicht wordt vaak vergeten, maar kan soms wel van belang zijn. De klachtplicht is van toepassing bij wanprestatie.

Om de schuldenaar te beschermen tegen een schuldeiser die door middel van een vordering uit onrechtmatige daad in plaats van wanprestatie de klachtplicht van art. 6:89 BW probeert te omzeilen, kan deze bepaling ook worden toegepast bij een vordering uit onrechtmatige daad,waaronder een op art. 6:179 en 6:181 BW gestoelde vordering. Daarvoor is dan wel vereist dat de vordering uit onrechtmatige daad is gegrond op feiten die ook de stelling zouden rechtvaardigen dat de prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt [HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176].

In dit geval is de klachtplicht niet van toepassing. De huurder van de stal is niet tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis. Het gaat hier om een kwalitatieve aansprakelijkheid voor dieren.

 

1. Aansprakelijkheid bij paarden

Eigen gedraging van een paard (art. 6:179 BW)

De trap van het paard is aan te merken als een eigen gedraging van het dier in de zin van art. 6:179 BW. In deze zaak is hierover geen discussie.

Bedrijfsmatige gebruiker van het paard (art. 6:181 BW)

In deze zaak gaat het vooral om de vraag of de verweerder (huurder van de stal) bedrijfsmatige gebruiker van het paard was.

Relevante feiten bedrijfsmatig gebruiker
Voor de vraag of hier sprake is van bedrijfsmatige gebruiker van het paard zijn de volgende omstandigheden relevant:

– De eigenaar van het paard heeft met verweerder afspraken gemaakt over de betaling voor het zadelmak maken van het paard;
– Er is gesproken over wie het paard zadelmak zou maken;
– Verweerder ging over de voortgang en de planning van het proces van zadelmak maken.
– De eigenaar van het paard heeft met verweerder afspraken gemaakt over de betaling voor het zadelmak maken van het paard;
– Er is gesproken over wie het paard zadelmak zou maken;
– Verweerder heeft al enkele dagen voor het ongeval gewerkt met het paard, het paard aan de longe laten lopen en voor het eerst de binnenbak heeft verkend;
– Verweerder ging over de voortgang en de planning van het proces van zadelmak maken.

Het zadelmak maken gebeurde feitelijk door de ingeschakelde ruiter. De eigenaar van het bedrijf (verweerder) maakte het paard zelf niet zadelmak, maar liet dit doen door de ruiter. Zij zou namelijk de eerste keren op het paard gaan zitten. Dit doet aan de beslissing dat verweerder bedrijfsmatige gebruiker is van het paard niet af. De ruiter heeft namelijk met de eigenaar van het paard geen direct contact gehad. Het dressagebedrijf werd door verweerder geëxploiteerd. Uit deze feiten en omstandigheden volgt volgens de rechter dat het paard ten tijde van het ongeval door verweerder in de uitoefening van zijn bedrijf werd gebruikt.

Bedrijfsmatige gebruik paard en inkomsten
Wat als de bedrijfsmatige gebruiker uiteindelijk geen geld verdient aan het zadelmak maken? Dat is niet van belang voor het oordeel dat verweerder bedrijfsmatige gebruiker is.

Vertegenwoordiger van de ruiter
Verweerder stelt dat hij slechts als vertegenwoordiger voor de ruiter heeft opgetreden. Hij is niet als bedrijfsmatige gebruiker aan te merken. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Verweerder heeft namelijk niet concreet gemaakt dat daarover met de ruiter afspraken zijn gemaakt en/of dat dit aan het eigenaar van het paard kenbaar is gemaakt. Dit had wel op de weg van de vertegenwoordiger gelegen.

Ter beschikking stellen aan een ander (art. 6:181 lid 2 BW)

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het paard in de uitoefening van zijn bedrijf heeft gebruikt door het ter beschikking te stellen voor gebruik in de uitoefening van het bedrijf van de ruiter. De ruiter is om deze reden zelf aansprakelijkheid op grond van art. 6:181 lid 2 BW.

Dit standpunt wordt onvoldoende onderbouwd volgens de rechter. Verzoekster is elektromonteur in loondienst is en voor het zadelmak maken van paarden in haar vrije tijd krijgt zij in de regel enkel een vergoeding die hooguit haar reis- en onkosten dekt.

Conclusie aansprakelijkheid: bedrijfsmatige gebruiker is aansprakelijk

Kortom, verweerder is aan te merken als bedrijfsmatige gebruiker van het paard en gezien de eigen gedraging van het paard is verweerder aansprakelijk voor de ontstane schade (art. 6:179 BW en art. 6:181 BW).

2. Eigen schuld van de ruiter?

Nu aansprakelijkheid van de bedrijfsmatige gebruiker van het paard vaststaat is de vraag of de schadevergoedingsplicht vervalt of verminderd moet worden op de voet van art. 6:101 BW.

Risicoaansprakelijkheid en eigen schuld (art. 6:101 BW)
Bij een ongeval met een paard gaat het om een risicoaansprakelijkheid. Het gaat niet om een schuldaansprakelijkheid. Volgens de ruiter kan art. 6:101 BW om deze reden niet worden toegepast.

De rechtbank is helder bij het gebruik van art. 6:101 BW bij een risicoaansprakelijkheid. Dit is mogelijk op basis van de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie:

1) Parlementaire geschiedenis, Van Zeben, Du Pon & Olthof (red.), Parl. Gesch. BW Boek 6 1981, p. 765
In de parlementaire geschiedenis is het gebruik van art. 6:101 BW met zoveel woorden aanvaard.
2) HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7010
Uit het arrest volgt dat eigen schuld bij aansprakelijkheid voor dieren niet is uitgesloten.

Geheel verval van aansprakelijkheid?

Verweerder stelt dat aansprakelijkheid van hem als bedrijfsmatige gebruiker moet komen te vervallen, omdat verzoekster zelf het risico heeft aanvaard door op een ‘wild’ paard te berijden.

Paardrijden is in het algemeen gevaarlijk en dat geldt nog sterker voor het zadelmak maken van een paard. De ruiter was zich ook van het gevaar bewust. De ruiter wist dat verweerder haar voor het zadelmak inschakelde omdat hij dat zelf te gevaarlijk vond. Volgens verweerder heeft de ruiter het gevaar welbewust aanvaard. Het enkele feit dat paardrijden en het zadelmak maken van een paard gevaarlijk is betekent niet dat dit rechtvaardigt dat de aansprakelijkheid geheel komt te vervallen.

Beoordelingscriteria bij eigen schuld ruiter (art. 6:101 BW)

Of en zo ja in hoeverre het trappen van een paard een omstandigheid is die in de risicosfeer van de ruiter ligt en aan de ruiter kan worden toegerekend en zo ja in hoeverre de billijkheid een andere verdeling van de aansprakelijkheid eist dan de verdeling op basis van causaliteit, hangt af van:
a) de inhoud van de overeenkomst tussen de bedrijfsmatige gebruiker en de ruiter;
b) de overige omstandigheden van het geval.

Een andere opvatting is niet te verenigen met de strekking van art. 6:179 BW en art. 6:181 BW, die juist nu is dat het risico van het onberekenbare gedrag van een dier in beginsel voor rekening komt van de bedrijfsmatige gebruiker van het dier.

Verdeling van 50/50%

Uit de aard en strekking van de overeenkomst tussen partijen (door middel van whatsappberichten) vloeit voort dat het onberekenbare gedrag van het paard voor risico van de ruiter is en aan haar moet worden toegerekend. Het onberekenbare gedrag is namelijk bij het zadelmak maken van een paard niet onverwachts. Hoe zit dat met het risico voor de bedrijfsmatige gebruiker?

Naar het oordeel van de rechter hebben enerzijds het op grond van art. 6:181 BW voor risico van verweerder als de bedrijfsmatig gebruiker komende eigen energie van het paard en anderzijds het aanvaarden van de risico’s van het zadelmak maken in gelijke mate tot de schade bijgedragen. Kortom, er is sprake van een verdeling van 50/50% van de aansprakelijkheid.

Eist de billijkheid een andere verdeling dan 50/50%?

Voor de vraag of de billijkheid een andere verdeling van de vergoedingsplicht eist dan gelet op de causaliteit is hier verder van belang dat geen van beide partijen tegen de schade is verzekerd.

Verzekeren
Het aangaan van een verzekering ligt eerder op de weg van de bedrijfsmatige gebruiker dan op de weg van de ruiter vanwege het bijzondere risico van zadelmak maken.
De aansprakelijkheidsbepaling voor de bedrijfsmatig gebruiker van artikel 6:181 BW vindt ook juist mede zijn ratio in de omstandigheid dat de bedrijfsmatig gebruiker zijn aansprakelijkheid kan verzekeren. De premie kan als kostenpost worden geboekt. [MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 746, vergelijk HR, 29 januari 2016 ECLI:NL:HR:2016:162, r.o. 3.8.].
Dat verweerder financieel niets overhield aan het zadelmak maken van het paard is hier niet van belang volgens de rechter. De ruiter kreeg namelijk voor haar werk ook niet meer dan een vergoeding van haar reis- en onkosten. Verweerder was zelf al door de eigenaar van eht paard betaald voor het beleren van het paard. Verweerder heeft de ruiter voor haar diensten niets betaald, zelfs niet het bescheiden bedrag dat de eigenaar van het paard uit medeleven voor de ruiter had betaald.

Conclusie: Geen andere verdeling dan 50/50%

Gezien de omstandigheid dat het op de weg van verweerder had gelegen om zich te verzekeren en anderzijds de welbewuste aanvaarding van het gevaar door de ruiter, ziet de kantonrechter geen aanleiding om op grond van de billijkheid tot een andere verdeling te komen dan naar ratio van causaliteit. De vergoedingsplicht van verweerder komt uit op 50%.

3. Schade van de ruiter

Schadevergoeding en voorschotbetaling

Door de ruiter wordt verzocht om een voorschot. De kosten komen volgens de rechtbank onvoldoende uit de verf. Gezien het restitutierisico is toewijzing van een voorschot in de regel alleen mogelijk als de vordering tot het beloop van dat voorschot reeds voldoende vaststaat, dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Dat is hier niet het geval.

Voorschot smartengeld € 2.000,-

Als gevolg van het ongevol heeft de ruiter aangezichtsletsel, waarbij sprake is van een open impressiefractuur van het mastoid, waarbij ziekenhuisopname en operatie noodzakelijk was en tot gevolg heeft gehad dat het ene oor thans iets lager zit dan het andere oor en bovendien sprake is van een zichtbaar ontsierend litteken in het gelaat. Mogelijk moet nog een operatie plaatsvinden om de gehoorgang vrij te maken. Verzoekster zal moeten leven met het resterende litteken en het verschil in oorhoogte. Vverweerder kan geen verwijt worden gemaakt; hij is risicoaansprakelijk. De ruiter heeft recht op immateriële schadevergoeding van ten minste € 2.000,-.

Buitengerechtelijke kosten
 

De ruiter vordert een bedrag van € 2.894,93 aan advocaatkosten (8,7 uur tegen € 275,00 per uur + 21% btw) en € 41,80 die de huisarts van de ruiter in rekening heeft gebracht.

Toevoegingsbasis

De ruiter komt niet voor een kosteloze rechtsbijstand in aanmerking en als dat wel het geval zou zijn dan zou een verleende toevoeging op grond van art. 34g van de Wet op de rechtsbijstand met terugwerkende kracht worden ingetrokken en zou [verzoekster] dus alsnog zelf de kosten van rechtsbijstand moeten dragen, indien de kosten van rechtsbijstand kunnen worden verhaald op een derde. Van een dergelijke verhaalsmogelijkheid is sprake nu verweerder aansprakelijk is. Art. 6:96 lid 2 BW is van toepassing voor het vaststellen van de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte.

Hoogte buitengerechtelijke kosten € 1.500,-

De advocaatkosten van de ruiter zijn disproportioneel hoog volgens verweerder. De rechter acht een tijdsbesteding van 8,7 uur enigszins bovenmatig. Al met al kan de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten nu voor ten hoogste een bedrag van €1.500,00 aan advocaatkosten inclusief btw worden vastgesteld.

Alle schadeposten 50%
Vastgesteld is reeds dat verweerder slechts de helft van de schade hoeft te vergoeden. Niet in geschil is dat dit voor alle schadeposten geldt. Het verzochte voorschot is toewijsbaar tot een bedrag van € 1.990,76.

Kosten deelgeschil

De ruiter heeft een overzicht ingediend van € 6.089,32 inclusief btw aan advocaatkosten. Het gaat om 18,3 uur aan
werkzaamheden tegen € 275,00 exclusief btw, griffierecht ad € 85,00 en reis- en parkeerkosten
van € 91,76.

Aan verweerder kan worden toegegeven dat de advocaatkosten wat te ruim zijn bemeten, gezien de omvang van het verzoekschrift, het geldelijke belang van de zaak en het gehanteerde specialisten-uurtarief.

De kantonrechter acht een vergoeding van ten hoogste € 4.000,00 nog redelijk.
De kosten kunnen worden begroot op een totaalbedrag van € 4.176,67. Nu de aansprakelijkheid van verweerder is vastgesteld kan hij  tot betaling van deze schadepost worden veroordeeld. Het gaat om de helft van de schade. Dat dit voor deze schadepost anders zou moeten zijn heeft de ruiter niet gesteld.

Wil jij als AVB-verzekeraar, managehouder of als ruiter meer weten over een ongeval met paarden? Neem contact met ons op en wij informeren jou graag of denken mee in de mogelijkheden.

Schade Advocatuur B.V.

Wij zijn een niche kantoor in aansprakelijkheidsrecht, schadevergoeding, letselschade en verzekeringen. Deze onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. En dat geeft ons focus. Elke dag weer.

Lees meer over ons